SV | Toen zeide de koning tot Zadok: Breng de ark Gods weder in de stad; indien ik genade zal vinden in des HEEREN ogen, zo zal Hij mij wederhalen, en zal ze mij laten zien, mitsgaders Zijn woning. |
WLC | וַיֹּ֤אמֶר הַמֶּ֙לֶךְ֙ לְצָדֹ֔וק הָשֵׁ֛ב אֶת־אֲרֹ֥ון הָאֱלֹהִ֖ים הָעִ֑יר אִם־אֶמְצָ֥א חֵן֙ בְּעֵינֵ֣י יְהוָ֔ה וֶהֱשִׁבַ֕נִי וְהִרְאַ֥נִי אֹתֹ֖ו וְאֶת־נָוֵֽהוּ׃ |
Trans. | wayyō’mer hammeleḵə ləṣāḏwōq hāšēḇ ’eṯ-’ărwōn hā’ĕlōhîm hā‘îr ’im-’eməṣā’ ḥēn bə‘ênê JHWH wehĕšiḇanî wəhirə’anî ’ōṯwō wə’eṯ-nāwēhû: |
Toen zeide de koning tot Zadok: Breng de ark Gods weder in de stad; indien ik genade zal vinden in des HEEREN ogen, zo zal Hij mij wederhalen, en zal ze mij laten zien, mitsgaders Zijn woning.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Toen zeide de koning tot Zadok: Breng de ark Gods weder in de stad; indien ik genade zal vinden in des HEEREN ogen, zo zal Hij mij wederhalen, en zal ze mij laten zien, mitsgaders Zijn woning.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!